Verkeersongevallen: leren we wel?
Eén van onze Haagse leden, Jeroen Paar, is specialist spoedeisende geneeskunde. Hij werkt op de Spoedeisende Hulp van het HMC Westeinde. Wanneer het voor een fietser ernstig misgaat, komt deze hier terecht. Jeroen ziet de gevolgen ven het tekortschieten van de verkeersveiligheid. Reden om zijn kant van het verhaal te horen.
<em>door Willem Ruitenberg</em>
De kern van zijn opvatting is dat de aantallen en ernst van verkeersongevallen worden onderschat en dat er onvoldoende zicht is op de langdurige effecten van een ongeval. Een paar voorbeelden: een simpele polsbreuk heeft soms een levenslange nawerking door aanhoudende pijn of beperkte functie. Een fietser met (hoofd) letsel is vaak weken tot maanden niet in staat normaal te werken. Een oudere die een fietsongeval meemaakt, is daarna vaak angstig om weer zelfstandig de straat op te gaan. Een automobilist die een andere verkeersdeelnemer (ernstig) letsel toebrengt, heeft soms de rest van zijn leven een schuldgevoel.
Jeroen ziet in zijn dagelijkse praktijk de pijn van de slachtoffers en het verdriet van hun omgeving; dat raakt hem ook. Dan word je je er meer van bewust dat er alles aan gedaan moet worden om dit leed en de maatschappelijke kosten te verminderen. Het droevige is dat we er te weinig van leren en dat de aantallen verkeersongevallen in onze regio sinds 2008 elk jaar toenemen.
Vrijheid blijheid voor de automobilist of inperking van zijn snelheid? Fatbikes gedogen of hard aanpakken? Gebrekkige fietsverlichting wel of niet door de vingers zien? Met betere erkenning van de aantallen en ernst van verkeersongevallen, en ook van de toedracht en oorzaken, kunnen doortastender maatregelen worden getroffen.
Fietsen is gezond voor het individu, voor de directe omgeving, en voor het milieu (minder vervuiling en energie- en grondstoffengebruik). Daarom fietsen mensen steeds vaker. Maar dan moeten de fietsvoorzieningen daarop worden aangepast. De gemeente probeert wel, maar schippert te veel om ruimte te behouden voor auto’s. Jeroen noemt een voorbeeld. Hij heeft een collega met vier jonge kinderen en een woning op de Laan van Nieuw Oost-Indië met een kleine voortuin, een smalle stoep en direct daaraan een smal fietspad. Dit fietspad is een doorgaande route; de fietsers fietsen in volle vaart, veel scholieren, veel snelheidsverschillen. De stoep en het fietspad zijn relatief smal; de auto krijgt met parkeerplaatsen en brede rijbanen (met daartussen een busbaan) alle ruimte — een enorme lap asfalt midden in de stad, met weinig ruimte voor gezonde mobiliteit.
Snelheid is de belangrijkste factor die de ernst van letsel bepaalt. De kans op ernstig letsel en overlijden is bij 50 km/uur echt veel groter dan bij 30 km/uur: vergelijkbaar met een val van respectievelijk de derde of de eerste verdieping. Daarom is het van belang waar fiets en autoverkeer gemengd zijn, dertig kilometer per uur als maximum in te stellen. Bij vijftig kilometer per uur moet het snelle verkeer gescheiden zijn van langzaam verkeer. Misschien moet er meer gesproken worden om niet alleen bijvoorbeeld fatbikes meer te begrenzen, maar ook auto’s van dwingende ISA te voorzien.
Naar de waarneming van Jeroen zijn verkeersongevallen een gevolg van hoe de gemeente de infrastructuur inricht en welk gedrag wij zelf vertonen en tolereren. Hij pleit ervoor nog veel meer de nadruk te leggen op gezonde én veilige mobiliteit.